Het woordenboek geeft de volgende definities van licht: 1. Iets wat objecten zichtbaar maakt of wat verlichting mogelijk maakt; een verlichtingsmiddel of lichtbron, zoals de zon, een lamp of een baken. 2. Elektromagnetische straling met een golflengte van 4000 tot 7700 Angström die zich voortplant met een snelheid van ongeveer 300.000 km per seconde waarop de lichtzintuigen reageren, alsook een vergelijkbare vorm van stralingsenergie die niet door het netvlies wordt waargenomen, zoals ultraviolet- en infraroodstralen. 3. Een glinstering of fonkeling, zoals in de ogen. 4. Een bepaald licht of bepaalde verlichting waarin een waargenomen object een bepaalde vorm aanneemt. 5. Een persoon die een lichtend voorbeeld is. Een uitblinker. 6. Mentale of spirituele verlichting. 7. Het aspect waarin een object wordt weergegeven of beschouwd. De meest onmisbare definitie voor de omschrijving van licht, zoals dat zijn toepassing vindt in de fotografie, is definitie 2. De soorten elektromagnetische straling verschillen met de golflengte. Beginnend bij de kortste golflengten kan elektromagnetische straling worden ingedeeld in speciale stralingsvormen, röntgenstralen, ultraviolette lichtstralen, zichtbare lichtstralen, infrarode lichtstralen, lichtstralen in het verre infrarood, microgolven, ultrakorte-golfstraling (VHF), korte-golfstraling, middengolfstraling (MF) en lange-golfstraling. In fotografie bevinden de meestgebruikte golflengten zich in zichtbare gedeelte van het spectrum (400 nm tot 700 nm). Aangezien licht een soort elektromagnetische straling is, kan het worden beschouwd als een golfsoort uit de categorie lichtgolven. Een lichtgolf kan worden beschouwd als een elektromagnetische golf die bestaat uit een elektrisch veld en een magnetisch veld waarvan de trillingsrichtingen loodrecht op elkaar staan in een vlak dat haaks staat op de voortplantingsrichting. De twee elementen van een lichtgolf die daadwerkelijk met het menselijk oog kunnen worden waargenomen, zijn de golflengte en de amplitude. Verschillen in golflengte worden waargenomen als kleurverschillen (binnen het zichtbare spectrum), terwijl verschillen in amplitude worden waargenomen als verschillen in helderheid (lichtintensiteit). Het derde element, dat niet met het menselijk oog kan worden waargenomen, is de trillingsrichting binnen het vlak dat loodrecht op de voorplantingsrichting van de lichtgolven staat.
Bron: Canon.nl